
1.Primaire gegevens:
Auteur: Frederik van Eeden
Titel: De kleine Johannes (deel 1)
Ondertitel: -
Uitgeverij: Elsevier
Plaats uitgave: Amsterdam/Brussel
Jaar uitgave: 1887
- Samenvatting:
De kleine Johannes woont in een groot huis met een grote tuin, samen met zijn vader, zijn kat Simon en zijn hond Presto. Johannes gaat vaak met zijn vader wandelen. Johannes heeft een enorme bewondering voor de natuur om hem heen en groet tijdens zo’n wandeling de grote oude bomen, de merel in de bosjes en de hommel op de bloem. Johannes is een jongen die veel wil leren en overal een antwoord op zoekt. Tijdens de wandelingen met zijn vader stelt Johannes vaak vragen, zoals "waarom de wereld was, zoals zij was".'s Avonds voor het slapen.gaan bidt Johannes voor zijn vader, Presto en zichzelf. Hij was er van overtuigd dat de kat Simon geen gebed nodig heeft. Nadat Johannes amen heeft gezegd spreekt hij vaak de wens uit dat er een wonder zal geschieden.
Johannes is bij zonsondergang altijd graag bij een vijver. De wolken om de zon lijken dan de ingang van een grot, naar de plek waar de zon slaapt, daar zou hij graag een keer heen willen . Op een warme zomermiddag drijft Johannes samen met, Presto in een boot op de vijver. Terwijl Johannes aandachtig de dieren in de vijver aan het bestuderen is komt er op de rand van de boot een blauwe waterjuffer zitten. Terwijl hij naar de waterjuffer kijkt verandert deze in een elf met blond haar, met aan de schouders gazen vleugels en gehuld in een teder blauw kleedje. De elf stelt zich voor als Windekind en zegt geboren te zijn in de kelk van een winde uit de eerste stralen van de maan en de laatste van de zon, zijn vader. Windekind wil Johannes z’n vriend worden als Johannes het bestaan van Windekind geheim houdt. Johannes belooft dat. Windekind vertelt dat de zon de vader is van zowel Johannes als Windekind, leert hem de taal van planten en dieren, maakt hem klein en neemt hem mee op reis. Ze bezoeken een krekelklas. Daar hoort Johannes dat dieren de mensen schadelijk vinden. Hierna voert Windekind Johannes naar een weldadigheidsfeest dat gehouden wordt in een konijnenhol. De opbrengst van het feest is ten bate van dieren die het slachtoffer zijn geworden van de mensen en hun honden. Ook elfenkoning Oberon is aanwezig. Die schenkt Johannes een gouden sleuteltje dat past op een gouden kistje dat kostbare schatten bevat. Dat kistje zal Johannes zelf moeten zoeken. Daarna komt hij op een groot bal in een konijnenhol. Oberon, de koning van de elfen, geeft hem een gouden sleuteltje dat op een verloren gouden kistje moet passen.
Johannes moet om de dansers lachen. Windekind neemt hem mee voor hij de gasten nog meer kan beledigen. Een glimworm vertelt hen vervolgens het verhaal van zijn bruid die door mensen is meegenomen. Daarna valt hij tegen een konijn aan in slaap.
's Ochtends gelooft Johannes eerst niet wat hij heeft meegemaakt, tot hij het gouden sleuteltje weer ziet. Op school kan hij zich de volgende dag helemaal niet concentreren, wanneer de meester genoeg heeft van Johannes storende opmerkingen krijgt Johannes straf. Een muisje waarschuwt hem om niet met zijn nieuwe ervaringen en kennis te koop te lopen. Ook Windekind waarschuwt hem. Enkele dagen later ontmoet Johannes Windekind weer. Samen begraven ze het gouden sleuteltje bij de duinroos opdat het niet door de mensen ontdekt wordt. Al drie weken heeft Johannes niets gehoord van Windekind. Terwijl hij op zolder over het elfachtige wezen zit te dromen, komen zes duiven aangevlogen en een van hen geeft Johannes een rood veertje dat hem in staat stelt te vliegen. De duiven leiden Johannes naar Windekind en samen gaan zij op bezoek bij de mieren. Daar hoort Johannes over de Strijd- en Vredemieren, alle even oorlogszuchtig, hoewel elk volk aanspraak maakt op de naam Vredemieren. In het bos laat Windekind zien hoe een luidruchtig, lomp mensengezelschap het leven in het bos verstoort. Johannes is bedroefd om wat de mensen allemaal aanrichten en besluit om bij Windekind te blijven. Johannes vraagt Windekind naar God en hoe hij moet bidden. De elf neemt hem mee naar de duinrand. Roerloos staart Johannes naar de zee, de horizon en de lucht. Hij krijgt tranen in, zijn ogen van de prachtige zonsondergang. "Zo moet gij bidden!" zegt Windekind.
In de herfst ontmoet Johannes Wistik, de wijste kabouter. Die zegt dat elke diersoort een eigen boekje heeft, maar dat er ook een boekje moet zijn dat iedereen groot geluk en vrede brengt. Deze nieuwe kennis maakt Johannes erg nieuwsgierig. Hij wil het boekje gaan zoeken. Windekind vindt dat Wistik maar wat beweert. Veel mensen hebben met hem gesproken en die blijven daarna ontevreden, altijd op zoek. Toch gaat Johannes opnieuw met de kabouter praten. Nu vertelt deze dat mensen het gouden kistje hebben en de elfen de gouden sleutel. Alleen in een lentenacht kan het kistje gevonden worden en een roodborstje weet de weg. Johannes raakt opgewonden, want hij heeft de sleutel. Hij gaat Windekind zoeken, maar voor het eerst heeft Johannes weer een mensenstem. De elf komt dan ook niet.
Johannes dwaalt door het bos, verdrietig omdat Windekin hem heeft verlaten. Hij komt bij een tuinmanshuis, dat hem sterk doet denken aan het huis waar hij met zijn vader woonde.
Johannes mag gedurende de winter bij de tuinman en zij vrouw blijven. 's Avonds leest hij daar voor uit een dik boek waarin veel over God gesproken wordt. Johannes weet dat dit het "ware boekje" niet kan zijn.
Eindelijk breekt de lente aan. Aan de vijver bij het ontmoet Johannes Robinetta, een blond meisje in lichtblauw kleedje. Een roodborstje dat op haar schouder zit. Johannes en Robinetta worden verliefd op elkaar maken samen veel wandelingen. Tijdens deze wandelingen vertelt Johannes van zijn tochten in de natuur. Hij noemt Windekinds naam niet. Dan komt Wistik vragen wanneer Johannes naar het boekje op zoek gaat. Hij vertelt er Robinetta over, die belooft te helpen. Tijdens dit gesprek laat hij per ongeluk de naam Windekind vallen. De vogels en planten reageren verschrikt en praten daarna niet meer met hem.
De volgende dag brengt Robinetta Johannes bij haar vader. Die leest hem voor uit de bijbel.
Johannes reageert teleurgesteld: dit is het mensenboek, niet het echte boekje. De vader stuurt hem weg en verbiedt Robinetta om met zo'n oneerbiedige jongen om te gaan. Buiten staat
Wistik op hem te wachten. Ze proberen de sleutel te halen, maar Johannes kan die niet vinden. Dan komt Pluizer, een zwart vleermuisachtig wezen, naar hem toe. Die vertelt Johannes dat Wistik en Windekind niet bestaan en dat Johannes een mens is en geen elf. Hij brengt Johannes naar de grote stad en stelt hem voor aan Hein, de Dood. Daarna brengt hij Johannes naar dokter Cijfer. Deze is net bezig het konijn te ontleden in wiens hol Johannes naar het bal is geweest. Pluizer verleidt Johannes om dokter Cijfer te helpen. Dan laat Pluizer Johannes de armoede en de ellende van het mensenbestaan in achterbuurten en fabrieken. Ze komen bij een groot bal dat op het eerste gezicht kan wedijveren met dat in het konijnenhol. Johannes vindt met name één vrouw erg mooi. Maar Pluizer laat zien dat iedereen alleen maar doet alsof, niemand heeft echt plezier. Om te bewijzen dat hij alles kan wat Windekind kon, maakt Pluizer Johannes ook klein en gaat met hem op visite bij de insecten. Ze gaan onder de grond, waar Pluizer een worm beveelt om voor hen een gang te maken. Ze komen in een bedompte ruimte die een doodkist blijkt te zijn. Johannes herkent de mooie vrouw van het bal. Dat is mogelijk omdat Pluizer de niet-tijdgebonden waarheid kan laten zien. Na een tocht door vele kisten komen ze uiteindelijk in de doodkist van Johannes zelf terecht. Zodra hij zichzelf herkent, ligt hij in zijn kist en kan zich niet meer bewegen. De volgende dag wordt Johannes wakker in bed met Pluizer aan zijn voeteneinde. Die doet eerst alsof hij van niets weet, maar later op straat wijst hij iemand aan in wiens kist ze die nacht zijn geweest. Johannes blijft in de stad en leert bij dokter Cijfer over de vergankelijkheid en onvolmaaktheid van de natuur. Het is de bedoeling dat hij overal (ook van zijn gevoelens) cijfers maakt, dat is de enig mogelijke bevrediging. Als hij Robinetta op een dag op straat ziet, blijkt zij ook maar een gewoon meisje te zijn. Johannes leert zolang, dat het op een gegeven moment weer lente wordt. Pluizer vertelt hem dat de zon maar een kaars is waarachter het ook weer donker is. Als Johannes dan de mensen van de eerste lentezon ziet genieten, begint hij hard te huilen. Hij heeft medelijden met ze. Dan mag hij met Pluizer en dokter Cijfer mee naar zijn vader. Achter hen ziet hij een lange gestalte lopen: de Dood komt ook. In het huis ligt Johannes' vader op sterven. Johannes spreekt nog tegen hem, maar zijn vader zegt niets meer terug. Pluizer wil de vader dan gaan ontleden.Dat gaat Johannes te ver en er ontstaat een worsteling. Johannes wint en Pluizer verdwijnt in het niets. Volgens de Dood komt hij ook nooit meer terug als hij eenmaal is weerstaan. Johannes begint op zijn vaders bed te huilen Als hij weer opkijkt is de Dood weg en zonnestralen breken de kamer in. Hij hoort een stem 'Zonnezoon' zeggen. Het is Windekind. Johannes loopt naar buiten en Windekind vliegt weg, voor hem uit. Johannes gaat achter hem aan tot hij bij de zee komt. Daar gaat Windekind aan boord van een schip waar de Dood al in zit. Terwijl Johannes staat te kijken, komt er een gedaante over de golven aangelopen. Het is een mens met zeer weemoedige blik. Johannes wil hem 'God' noemen, maar de naamloze vindt dat een slechte en misbruikte term naamloze vertelt dat hij degene was die Johannes deed huilen om de mensen. Hij geeft hem de keuze tussen meegaan met Windekind en de Dood (bij wie Johannes een bestaan vol wonderen en waarheid kan hebben) of bij hem en de mensen in de duisternis blijven. Johannes voelt zo'n liefde voor de mensen en deze persoon, dat hij besluit te blijven.
https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-kleine-johannes-door-frederik-van-eeden-51806
3.Verhaal analyse
Titelverklaring: -
- Motto: -
5. Tijd en ruimte:
Tijd:
Het verhaal is overwegend chronologisch verteld. Soms wordt de chronologie doorbroken, bijvoorbeeld wanneer Johannes terugdenkt aan eerdere ervaringen en ontmoetingen. De vertelde tijd is ruim twee jaar, hetgeen blijkt uit de scène bij het sterfbed van Johannes vader.
Regelmatig zijn er sprongen in de tijd (in het begin van hoofdstuk XIII is het plotseling lente) en wordt tijdverdichting toegepast: 'Johannes leerde en luisterde, ijverig en geduldig, dagen en maanden lang.' Het verhaalover Johannes wordt door de auctoriale verteller achter afverteld (vision parderriere); hij kent de ontwikkelingen van de gebeurtenissen en weet hoe het verhaal afloopt. Toch zijn er lange fragmenten (veelal dialogen) waarbij de verteller zonder onderbrekingen met het verhaal mee vertelt; hierdoor ontstaat de suggestie dat het tijdsperspief vision avec is. Het verhaal speelt zich af in het laatste kwart van de negentiende eeuw (trein, industrialisatie), al wordt nergens een nauwkeurige tijdsaanduiding gegeven. Het verhaal is geschreven in de verleden tijd.
https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-kleine-johannes-door-frederik-van-eeden-51806
Ruimte:
In De kleine Johannes is een duidelijke tegenstelling van ruimten: de natuur staat tegenover de stad. Johannes' ouderlijk huis bevindt zich in een bos- en duinrijke omgeving, dicht bij de zee. Het is een oud huis met een grote tuin. Voor Johannes is het een hele wereld. De tochten met Windekind vinden in de buurt plaats, in een microkosmische natuur. Bij Pluizer en dokter Cijfer in de grote, drukke, stinkende stad voelt Johannes zich duidelijk niet gelukkig.
Johannes ervaart de stad als een smeltkroes van ziekte, armoede en ellende, waar de mens, die zich immers van de natuur heeft afgekeerd, nooit het geluk zal kunnen vinden. In de slotscène aan het strand laat Johannes Windekind (de natuur, de schoonheid) gaan en kiest hij ervoor aan de hand van de "mens" terug te gaan naar de sombere stad, waar hij de racht van zijn liefde voor de mensen in dienst zal kunnen stellen van de gemeenschap om zo zin te geven aan zijn bestaan.
https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-kleine-johannes-door-frederik-van-eeden-51806
- Vertelinstantie:
Er is een alwetende auctoriale verteller, die zich meteen al in de eerste zin van het verhaal presenteert: "Ik zal u iets van de kleine Johannes vertellen. Het heeft veel van een sprookje, mijn verhaal, maar het is toch alles werkelijk zo gebeurd. " Ook in het verloop van het verhaal blijft de verteller zich rechtstreeks tot de lezer richten. De verteller weet meer dan Johannes; hij weet zelfs wat kachel zeggen en denken (begin hoofdstuk IV).
Bij Johannes is er vision dedans; de lezer wordt nauwkeurig op de hoogte gebracht van zijn gevoelens en gedachten. Bij de overige personages is sprake van vision au dehors; zij worden gezien door de ogen van Johannes, die wel hun woorden en daden verneemt en waarneemt, maar die omtrent hun gevoelens en diepere beweegredenen in het duister tast.
https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-kleine-johannes-door-frederik-van-eeden-51806
- Personages:
De hoofdpersoon Johannes is een gevoelig en fantasierijk kind, dat een grote liefde heeft voor alles wat leeft. Hij is een zoeker en vrager. Tijdens zijn groei van kind tot jonge volwassene ontmoet hij achtereenvolgens Windekind, Wistik, Robinetta, Pluizer, de Dood, dokter Cijfer en de niet met name genoemde menselijke gestalte. Elk van deze allegorische bijfiguren oefent -tijdelijk of blijvend -een belangrijke invloed uit op de ontwikkeling van Johannes.
Windekind, de "Zonnezoon", een gevoelig elfachtig wezen, wijdt Johannes in in de wonderen van de natuur, maar vervreemdt Johannes ook van de mensen, die hij laat zien als lompe, domme, heerszuchtige en onverdraagzame wezens. Wistik is een onaangename, babbelzieke kabouter, die net zomin als Johannes de antwoorden op de vele vragen over leven, geluk en dood kent. Hij zet de naar waarheid zoekende Johannes op het verkeerde spoor door hem te laten zoeken naar het "ware boekje: een tot mislukken gedoemde onderneming. Wistik verjaagt Windekind uit Johannes' leven en is tegelijkertijd de wegbereider voor de cynische onderzoeker Pluizer . Even lijkt Windekind te herleven in de lieflijke Robinetta, maar Johannes' speurtocht naar het wezen der dingen en zijn ideeën over God en de bijbel zorgen voor een vroegtijdig einde van de relatie.
Pluizer en zijn leerling dokter Cijfer zijn beiden personificaties van de materialistische wetenschap. Pluizer ontkent het bestaan van alles wat bovenzinnelijk is, heeft minachting voor gevoelens en ziet het leven als een zinloze onderneming die slechts voert naar een onverbiddelijke dood. Pluizer benadrukt Johannes' mens-zijn: Johannes hoeft zich geen illusies te maken omtrent de zin van zijn bestaan en zijn uiteindelijke lot. Dokter Cijfer is pas tevreden als hij alles wat hij onderzoekt kan meten en in getallen kan uitdrukken. De hoogste waarde van zijn onderzoek is dat het een getal oplevert. Pluizer brengt Johannes ook in contact met Hein, de Dood: Aanvankelijk vervult de Dood Johannes slechts met angst; maar na de dood van zijn vader wil hij juist dat Hein hem mee neemt, want alleen de Dood kan hem bij Windekind terugbrengen en hem het boekje doen vinden. Uiteindelijk neemt Johannes de woorden van de Dood ter harte: hij wil een goed mens worden door de mensen lief te hebben. Deze taak wil hij uitvoeren aan de hand van de menselijke gestalte die over de golven naar hem toeloopt, de Geleider, zoals hij in de vervolgdelen genoemd wordt. Hij is hier een goddelijk wezen (God, Christus?) in zijn meest zuivere vorm, ontdaan van de narrenkleren die de mensen hem hebben omgehangen.
https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-kleine-johannes-door-frederik-van-eeden-51806
- Eindoordeel:
Pfoe ik vond dit boek erg verwarrend, op het eerste gezicht leek het een boek dat vlot las en net een sprookje leek maar later lukte het me moeilijk om echt goed en lang door te lezen. De zinconstructie en woorden maakte het soms verwarrend maar niet op de manier dat ik woorden niet begreep maar vooral omdat het verhaal met sommige zinnen steeds warriger gemaakt werd. Ik geef dit boek ☆☆.
- Schrijf een of meer gedichten bij het boek.
Als we samen zijn verlang ik naar de stilte,
Maar na ons afscheid verlang ik naar ons weerzien.
Stroming: symbolisme + neoromantiek (beetje vooruitlopend op de neoromantiek)
Thema: In De kleine Johannes wordt op symbolische wijze de geestelijke ontwikkeling van een kind naar zijn volwassenheid getekend
Reactie plaatsen
Reacties